Exodus 6

Nederlandse verzen (1-8)

God belooft Zijn volk te verlossen

Mozes is ontmoedigd. Hij heeft gezien wie de farao is, hij heeft gezien wie het volk is. In plaats van hem verwijten te maken laat God Mozes zien Wie Hij is. Hij stelt Zich als het ware voor Mozes en zegt: “Ik ben de HEERE.” Op grond van die Naam, Jahweh, is Hij met de Zijnen. Die Naam houdt in dat Hij altijd betrouwbaar en waarachtig is. Tevens is Hij, de HEERE, “God de Almachtige”.

Hij geeft Mozes een nieuwe indruk van Zichzelf en van Zijn goedheid en zegt tegen hem dat Hij Zich aan Zijn volk zal bekendmaken als de HEERE. De naam ‘HEERE’ is geen nieuwe naam. Het is Zijn Naam in verbinding met de mens. We zien dat in Genesis 2, waar deze naam voor het eerst voorkomt als het gaat om Zijn verbinding met Adam. Het is wel een nieuwe naam voor de relatie met een volk, Zijn volk. God ontvouwt deze nieuwe naam aan Mozes in verbinding met het plan dat Hij aan Mozes laat zien over de verlossing van Israël.

In de naam ‘HEERE’ komt de trouw van God ten aanzien van Zijn beloften tot uitdrukking. De aartsvaders waren vreemdelingen in het land van de belofte. Aan hen had God Zijn beloften gegeven. Nu zal Hij die beloften gaan vervullen. Het volk zal dit land in bezit mogen gaan nemen. In zeven stappen gaat God, “Ik zal”, dit plan uitvoeren (Ex 6:5-7). Het onderstreept dat Hij een God is Die Zijn beloften waarmaakt. Hij zegt:

“Ik zal”

1. “u uitleiden”,

2. “u redden”,

3. “u verlossen”,

4. “u tot Mijn volk aannemen”,

5. “u tot een God zijn”,

6. “u brengen in het land”,

7. “het u in erfelijk bezit geven”.

Deze zeven stappen staan ingeklemd tussen Wie Hij is als de HEERE. Hij staat aan het begin (Ex 6:5), zo begint Hij te spreken, en Hij staat aan het eind (Ex 6:7). In Ex 6:7 zet Hij met de uitspraak “Ik, de HEERE” als het ware Zijn handtekening onder wat Hij zojuist heeft gezegd.

Deze zeven stappen geven in het kort de geschiedenis van Israël weer van de bevrijding uit Egypte tot de aankomst in het beloofde land. Om Zijn volk uit Egypte te voeren en daardoor Zijn plan te vervullen gebruikt God Zijn “uitgestrekte arm” (Ex 6:5). Dat betekent dat Hij Zijn macht daarvoor zal inzetten. Dat Hij Zijn volk vervolgens in het land zal invoeren, bevestigt Hij door te spreken over Zijn “hand” die Hij heeft “opgeheven” (Ex 6:7). Dit is het gebaar van het zweren van een eed.

Nadat Mozes zo bemoedigd is, gaat hij weer naar de Israëlieten en deelt hun de woorden van God mee. Het volk staat echter niet open voor wat Mozes namens de HEERE doorgeeft. Ze zijn ongeduldig [“moedeloosheid” is letterlijk: tekort aan geest ofwel ongeduldig] en ongelukkig. Ongeduld is een kwaad dat in de loop van Israëls geschiedenis herhaaldelijk de kop op steekt. Ook in het leven van de christen richt dit kwaad veel schade aan.

Nederlandse verzen (9-12)

Mozes moet weer naar de farao

God komt niet onder de indruk van de reactie van het volk. Mozes wel. Hij is opnieuw ontmoedigd. Weer komt hij met het argument dat hij niet goed kan praten (Ex 6:11; Ex 4:10). Letterlijk staat er ‘onbesneden lippen’ (vgl. Jr 6:10; Jr 9:26). De besnijdenis is het teken van het verbond, het uiterlijke kenmerk dat iemand moet hebben om lid te zijn van Gods aardse volk (Gn 17:9-14). Mozes voelt zich als iemand die iets mankeert, als een onvolwaardig lid van Gods volk, waardoor hij zichzelf onbekwaam vindt en niet in staat om met kracht te spreken. Hij voelt zich krachteloos.

De HEERE reageert er niet op, maar geeft hem bevel om naar de Israëlieten en naar de farao te gaan. Dit bevel geldt ook voor Aäron, die door Hem aan Mozes is toegevoegd voor het uitvoeren van de opdracht juist met het oog op zijn argument dat hij niet goed kan spreken (Ex 4:14). Hij geeft het doel van de opdracht erbij: om de Israëlieten uit Egypte te leiden.

Nederlandse verzen (13-24)

Enkele geslachtsregisters

Zo midden in het verhaal lijken de geslachtsregisters van Ruben, Simeon en Levi een verdwaalde plaats te hebben. Dat is natuurlijk niet zo. We kunnen erin zien dat God, al worden de Zijnen nog zo verdrukt, hen allen persoonlijk en ook hun afkomst kent. Hij vergeet er geen.

Alleen de oudste drie zonen van Israël worden genoemd. Van Ruben worden vier kinderen genoemd. Van Simeon worden er zes genoemd. Verder wordt er aan hen voorbijgegaan. Alle aandacht valt op de nakomelingen van de derde zoon, Levi. Om hem en zijn nageslacht en vooral Mozes en Aäron gaat het. Daarom stopt het geslachtsregister met Levi en zijn zonen om verder alle aandacht te richten op Mozes en Aäron.

Verschillende namen zullen we later nog eens tegenkomen, zoals Gerson, Kahath en Merari. Het belangrijkste is echter dat uit Levi de bevrijder, Mozes, voortkomt, terwijl uit deze stam ook de hogepriester en alle priesters voortkomen. Mozes en Aäron zullen namens de HEERE optreden tegenover de farao.

Nederlandse verzen (25-26)

Mozes en Aäron

Voordat God nu Zijn plannen tot verlossing uitvoert, worden Mozes en Aäron als Zijn uitvoerders bevestigd. Samen zijn ze een beeld van de Heer Jezus. Mozes is de middelaar tussen God en mensen; hij vertegenwoordigt God bij de mensen. Aäron is de hogepriester die de mensen bij God vertegenwoordigt. Beide personen – uiteindelijk gaat het om de Heer Jezus (Hb 3:1) – vertegenwoordigen het hele volk voor God. Daarom kan het geslachtsregister na het noemen van Mozes en Aäron eindigen. Door te zeggen “deze Mozes en Aäron zijn het” valt alle nadruk op hen samen.

Nederlandse verzen (27-29)

Herhaling opdracht en verweer

Na de onderbreking voor de geslachtsregisters neemt de schrijver in Ex 6:27 de draad van het gesprek tussen de HEERE en Mozes weer op. Als de HEERE duidelijk heeft gemaakt wie bij Hem horen en wie namens Hem tot de farao zullen gaan, volgen een herhaling van de opdracht om weer naar de farao te gaan (Ex 6:28; Ex 6:10) en een herhaling van de tegenwerping van Mozes (Ex 6:29; Ex 6:11).

Voordat de HEERE de opdracht nog eens geeft, zegt Hij voor de derde keer in dit hoofdstuk: “Ik ben de HEERE” (Ex 6:1; 5; 28). Dit is de Naam op grond waarvan Hij nu gaat handelen. De strijd tussen de HEERE en de farao kan beginnen. De tegenwerping van Mozes dat hij niet welbespraakt is, wordt door de HEERE in het volgende hoofdstuk beantwoord.

Copyright information for DutKingComments